Column door Barbara den Hollander
Column door Barbara den Hollander
Ik verkeer in de luxe dat ik gedurende de school zomervakantie zes weken vrij kan nemen, ik blijf het ervaren als een groot geschenk!
Na deze heerlijke lange vakantie, waarvan ik mentaal uitgerust terugkwam zou mijn werkweek op maandag weer van start gaan. Een paar dagen tevoren vroeg mijn man mij naar mijn plannen voor het komende ‘schooljaar’. Mijn antwoord: “daar ben ik, op de eerste week van de vakantie na, totaal niet mee bezig geweest”. Ik realiseerde me daarna dat ik door na zo’n lange tijd te starten altijd weer goed kan voelen wat het werken met me doet en wat ik wil of wat ik mis. Dit alles vanuit hetgeen ik ervaar. En dat dit voelen de basis is van hoe ik mijn jaar ga ‘vullen’. Vakantie is voor mij: terugschakelen en (met werk) tot stilstand komen. Echt afstand nemen. Verdwijnen in boeken als ik daar de fysieke rust voor gevonden heb, wandelen, niets hoeven, veel rommelen zoals we dit in mijn familie noemen.
Zondag, voor mijn werkweek zou aanvangen, kwamen mijn dierbare tante en haar vriend (huisarts in ruste) koffie drinken. De eerste vraag die op me af kwam: ‘heb je zin om weer aan de gang te gaan?’ Spijker op zijn kop voelde ik. Ik hanneste half aware de dagen na terugkomst thuis met het feit dat één van de gevoelens die ik ervaarde ‘het geen zin hebben om te starten’ was. Dit terwijl ik weet en ook voel dat, zodra ik met de mens tegenover me zit, ik met plezier ‘aan sta’ voor de ander (en mezelf), ik focus ervaar en het echt leuk en dierbaar vind om met ze aan het werk te zijn. Dus, ja ik ben blij met wat ik doe. Waar zit het vage onderbuik gevoel dan in…? Deze vraag bleef hangen..
Ik moet mijn werk leuk vinden, een introject? Ja, dat is het wel, “als ik het niet meer leuk vind is het tijd om wat anders te gaan doen” hoor ik in mijn hoofd, een strenge stem. Ik veroordeel mezelf dus enigszins op het feit dat ik geen echte zin voel om aan de slag te gaan. Want dan voldoe ik niet aan mijn eigen strenge norm.
Verder pratende over andere onderwerpen met mijn gezelschap aan de koffie blijft de vraag in mezelf hangen op de achtergrond. Achtergrond, ik zou zeggen tussen vóór- en achtergrond in, ik neem deel aan het gesprek buiten en tegelijkertijd ben ik ook van binnen wakker op de mij gestelde vraag. Ergens tijdens het gesprek hoor ik mezelf ineens zeggen, “ik weet wat het is: Ik heb wel zin in mijn werk maar niet in de plek waar ik weer heen moet”. Mijn koffiegezelschap is geïnteresseerd en dus vertel ik.
In het kleine gezondheidscentrum waar ik mijn praktijkruimte heb is veel veranderd het afgelopen (school)jaar. De leuke huisarts waar ik mee samenwerkte is plotseling overleden, de praktijk bleef na december voortbestaan met inval artsen/ waarnemers geheten. De ziel is er uit, zo voel ik het. Het verlies van mijn collega heeft naast het haar missen een grote impact.
De humor die we onderling hadden, relativering door zelfspot maar toch ook een openheid en kwetsbaarheid naar elkaar die ik als bijzonder ervaarde, ons contact: kwalitatief hoog en kwantitatief laag. Precies zoals we het beiden prettig vonden. Ik voel me wakker, is het tijd voor iets anders, een andere plek?
Gedurende mijn eerste werkweek, zittende in de stoel tegenover mijn cliënten kon ik goed voelen wat werken met mij doet. Mijn werk geeft veel, van betekenis zijn is één van de vele aspecten, het thema parentificatie is mij niet vreemd! Werken met cliënten vraagt ook veel. De veelheid van verdrietige ervaringen van mijn cliënten, ervaringen die me aanraken, verschillende emoties doen voelen. Soms is het overdracht, soms is het herkenning of nog iets anders. In elk geval geldt voor mij dat ik na een lange vakantie beter kan voelen op welke manier ik omga met alles wat in mijn werk op me afkomt.
Ik weet ik ben een sensitief mens, stel me open en ontvankelijk op, ik kan dragen wat de cliënten delen, ik kan begrenzen waar nodig, kort gezegd: ik kan aanwezig blijven in ons contact.. En toch… ik doe daar iets voor (een inspanning) en dat voel ik fysiek. Dit is een mooie heldere ontdekking. Een ontdekking die me stil doet staan; Is dit wat ik wil? En zo ja, wil ik dit in deze vorm, of mag de vorm van mijn werk transformeren? Maar ook andere vragen komen in mijn hoofd: Stel dat ik dit niet meer wil, wat dan? Die laatste gedachte is spannend, want dan mag ik mijn dromen toelaten.. maar durf ik dat wel… mijn verlangen voelen… ? Waar gaat dit alles eigenlijk over? Een weggetje oplopen en onderzoeken, kan ik dat wel…structuur loslaten? Is mijn werk dan toch te zeer verbonden met mijn identiteit? Nee, ik geloof wel dat de talenten die ik bezit onderdeel uitmaken van mijn identiteit en dat die talenten mij capabel maken in wat ik doe. Ik bespreek mijn gevoelens en ontdekkingen met een dierbare collega. Roep haar hulp in bij mijn zelfonderzoek. Dat helpt, in openheid te kunnen uiten aan iemand die net zo goed is in vragen stellen (obv gewaarwordingen) als ik zelf, wat een rijkdom!
Niet dat ik nu al precies weet wat mijn vervolgstappen gaan zijn, dat hoeft ook niet, dit is een proces. Alhoewel het me stiekem heerlijk lijkt het al te weten!
Barbara den Hollander